Menu

In welke richting zijn de Lok’s sinds hun oprichting geëvolueerd? Hoe organiseren ze zich? Wat wordt er besproken? In deze vervolgenquête onder Lok-verantwoordelijken valt vooral het toenemende professionalisme op: wetenschappelijke informatie, waaronder vooral standaarden en aanbevelingen, was het uitgangspunt van alle vergaderingen en meer Lok-verantwoordelijken volgden ook een opleiding. Toch blijft het systematisch werken aan kwaliteitsbevordering, waarvoor de Lok’s uiteindelijk werden opgericht, een minpunt op hun agenda.

Een urgentietrousse samenstellen is niet niks. Tal van factoren bepalen de inhoud: de streek waar men werkt, de bereikbaarheid van een ziekenhuis, de beschikbaarheid van ziekenvervoer enzovoort. Bovendien zou het beheer en gebruik van de urgentietrousse zoveel mogelijk in overeenstemming moeten zijn met de aanbeveling WVVH, 2002). Het beheren van zo’n urgentietrousse vraagt dus veel aandacht, terwijl de huisarts nu al vaak handen tekort heeft. Enkele huisartsen in Limburg betrokken hun plaatselijke kring bij een evaluatieproject ter facilitering van het gebruik van de urgentietrousse. Zo werd...

De permanentieplicht (24 uur op 24 uur) is voor huisartsen met een solopraktijk een erg zware taak. Steeds meer soloartsen slaan de handen in elkaar en maken onder meer afspraken om de permanentie in bepaalde omstandigheden van elkaar over te nemen. Deze verkennende studie ging na met wie huisartsen samenwerken, hoe vaak ze dat doen en hoe ze deze samenwerking het liefst georganiseerd willen zien. Uit de resultaten blijkt dat oudere artsen voor de permanentieregeling eerder samenwerken met één collega; jongere artsen roepen eerder de hulp in van een netwerk.

Dankzij de betere behandelingsmodelijkheden van HIV is de HIV-patiënt veeleer een chronische patiënt geworden, die voor zijn follow-up de huisarts opzoekt. Omdat er nog geen standaardbehandeling voor HIV voorhanden is, heeft de huisarts er alle belang bij om een goede samenwerking te bewerkstelligen met de tweede lijn en patiëntenorganisaties. Hiertoe werd in 1999 in Antwerpen een HIV-netwerk voor huisartsen opgericht. Vermits in België geen soortgelijke netwerken bekend zijn, werd de werking ervan via een kwalitatieve vergelijkende analyse onderzocht.

Wat vinden artsen van de werking van hun LOK-groep? En wat is de visie van moderatoren op de doelstelling en de werking van de LOK-groep die zij begeleiden? In dit kleinschalige onderzoek werden de 64 LOK-groepen bevraagd, die betrokken waren bij het project rond borstkankeropsporing (zie blz. 542). Uit de resultaten blijkt dat 77,5 % van de LOK-leden tevreden tot zeer tevreden is over het functioneren van zijn LOK. Zo’n 93 % van de moderatoren vindt dat LOK-vergaderingen een aanzet moeten zijn tot een betere praktijkvoering en meer dan de helft wil de bijeenkomsten niet meer missen.

Intervisie als interactief vormingsproces werd reeds uitgetest bij LOK-moderatoren, ter ondersteuning van hun werk met de aanbeveling over griepvaccinatie (zie blz. 533). In dit tweede project rond borstkankeropsporing werd het vormingsprogramma verder uitgebouwd en op grotere schaal aangeboden en geëvalueerd. Uit de resultaten blijken de intervisies weerom zeer gewaardeerd, ondanks het afhaken van een kwart van de moderatoren na elk intervisiemoment. Een structurele inbedding van periodieke intervisies door belanghebbende instanties zoals bijvoorbeeld LOGO's en huisartsenkringen zou in dit...

Uit een behoefteonderzoek bij LOK’s uit 1997 blijkt dat moderatoren nood hebben aan meer ondersteuning bij het uitvoeren van hun taak. In 2000 werd in drie LOK-groepen een actieonderzoek gehouden. De bedoeling ervan was om de moderatoren via intervisie te ondersteunen en om de leden van de participerende LOK’s te helpen om de organisatie van griepvaccinatie in de praktijk te verbeteren. Uit de resultaten blijkt dat een goede moderator op een juiste manier met weerstanden moet omgaan, de groep moet sturen naar consensusvorming en inzicht moet hebben in feedback- en evaluatietechnieken. Een...

Eens een interventieprogramma klaar is, willen we ook weten of ze de beoogde doelstellingen bereikt. Nochtans blijkt het vaak moeilijk om de resultaten van een evaluatie terug te koppelen naar de interventie, omdat de evaluatie zelf niet doordacht is opgezet. De afdeling Onderzoek van de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen richtte een werkgroep op, met vertegenwoordigers van de afdelingen Kwaliteitsbevordering en Preventie, om de moeilijke materie van programma-evaluatie in een meer begrijpbaar en toepasbaar protocol te gieten.

Welke invloed hebben de groep en de moderator op het leerproces in LOK-groepen? Om dit te achterhalen werden in drie LOK-groepen gedurende één jaar observaties verricht en de gesprekken tijdens de LOK-vergaderingen geanalyseerd. De resultaten bevestigen dat de ontwikkelingsfase waarin de LOK-groep zich bevindt, de begeleidingsstijl van de moderator en vooral de interactie tussen beide bepalend zijn om als groep tot effectief leren te komen. De moderator speelt hierin een grote rol.

LOK-groepen zijn bedoeld als leergroepen; men tracht er de deelnemende artsen iets bij te brengen. Bij kennisoverdracht spelen verschillende aspecten een rol. Vooreerst: welke kennis wil men overbrengen? Ervaringskennis beklijft het meest en blijft het langst hangen, maar hoe komt men ertoe? Ten tweede: hoe vatbaar is de groep voor kennisopname? Elke groep doorloopt immers verschillende ontwikkelingsfasen. En ten slotte: welke begeleidingsstijl moet de LOK-moderator hanteren om de groep te motiveren om tot echt ervaringsleren te komen? Enkele theoretische concepten over groepsleren.